gans

Uit WikiWoordenboek
Naar navigatie springen Naar zoeken springen
Een gans.

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • gans
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord gans ganzen
verkleinwoord gansje gansjes

Zelfstandig naamwoord

gans v / m

  1. (eendvogels) benaming voor vogels uit de geslachten Anser op Wikispecies en Branta op Wikispecies, grote, stevig gebouwde watervogels
    • Er vloog een troep ganzen in V-formatie. 
  2. (informeel) iemand van het vrouwelijk geslacht die weinig intelligent is
    • Domme gans! 
Hyponiemen
Afgeleide begrippen
Vertalingen
stellend
onverbogen gans
verbogen ganse
partitief gans

Bijvoeglijk naamwoord

gans

  1. (verouderd) in volle omvang
    • In een blauw geruite kiel
      Draaide hij aan 't grote wiel
      De ga-a-a-anse dag
      Maar Michieltjes jongens hart
      Leed ondragelijke smart
      Ach-ach, ach-ach, ach-ach, ach-ach!
       
Synoniemen
Verwante begrippen
Hyponiemen
Afgeleide begrippen
Antoniemen
Vertalingen

Gangbaarheid

99 % van de Nederlanders;
99 % van de Vlamingen.[7]

Meer informatie

Verwijzingen