galvaniseren

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • gal·va·ni·se·ren
Woordherkomst en -opbouw
stamtijd
onbepaalde
wijs
verleden
tijd
voltooid
deelwoord
galvaniseren
/ˌɣɑɫvaniˈzeːrə(n)/
galvaniseerde
/ˌɣɑɫvaniˈzeːrdə/
gegalvaniseerd
/ɣəˌɣɑɫvaniˈzeːrt/
zwak -d volledig

Werkwoord

galvaniseren

  1. overgankelijk een laag zink opbrengen, (vaak thermisch) verzinken
    • Dat ijzeren hek is gegalvaniseerd tegen het roesten. 
  2. galvanisch met een dunne laag metaal bedekken
  3. (medisch) een lichaam aan stroom onderwerpen
Synoniemen
Afgeleide begrippen
Vertalingen

Gangbaarheid

83 % van de Nederlanders;
88 % van de Vlamingen.[2]

Meer informatie

Verwijzingen