galoppade

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • ga·lop·pa·de
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord galoppade galoppades
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

de galoppadev

  1. keer dat een paard of pony galoppeert
     Gal was op Totilas met 90,893% weer een klasse apart. Totilas liet weliswaar een onbedoelde galoppade zien en maakte nog een paar schoonheidsfoutjes, maar toonde vooral op de lastigere passages, piaffes en traversen zijn kunnen.[2]
Vertalingen

Gangbaarheid

44 % van de Nederlanders;
55 % van de Vlamingen.[3]

Verwijzingen

  1. Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
  2. Bronlink Weblink bron “Dressuur Aken: Nederlands podium” (18-07-2010), NOS
  3. Bronlink geraadpleegd op 28 april 2020 Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be