gallisch
Uiterlijk
![]() |
- gal·lisch
stellend | vergrotend | overtreffend | |
---|---|---|---|
onverbogen | gallisch | gallischer | |
verbogen | gallische | gallischere | |
partitief | gallisch | gallischers | - |
gallisch
- geërgerd, geïrriteerd, kwaad
- Ik word er helemaal gallisch van.
- (Jiddisch-Hebreeuws) misselijk, naar
- [2] challisj
- [1] korzelig
- [2] Jiddisj ook: chaloosjes
- Het woord gallisch staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "gallisch" herkend door:
93 % | van de Nederlanders; |
89 % | van de Vlamingen.[3] |
- ↑ gallisch op website: Etymologiebank.nl
- ↑ Stichting Hebreeuwse en Jiddisje woorden in het Nederlands
- ↑
Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be
Categorieën:
- Woorden in het Nederlands
- Woorden in het Nederlands van lengte 8
- Woorden in het Nederlands met audioweergave
- Woorden in het Nederlands met IPA-weergave
- Jiddisch-Hebreeuws in het Nederlands
- Bijvoeglijk naamwoord in het Nederlands
- Woordenlijst Nederlandse Taal
- Prevalentie Nederland 93 %
- Prevalentie Vlaanderen 89 %