ga vooruit

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • ga voor·uit
Woordherkomst en -opbouw

Werkwoord

vervoeging van
vooruitgaan

ga vooruit

  1. eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van vooruitgaan
    • Ik ga vooruit. 
  2. gebiedende wijs van vooruitgaan
    • Ga vooruit! 
  3. (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van vooruitgaan
    • Ga je vooruit? 
  4. aanvoegende wijs van vooruitgaan


Gangbaarheid