fylogenese

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • fy·lo·ge·ne·se
Woordherkomst en -opbouw
  • In de betekenis van ‘ontwikkelingsleer van levensvormen’ voor het eerst aangetroffen in het jaar 1914 [1]
  • samenstelling van  fylo "Grieks phulon [stam, geslacht], verwant met phuein [doen groeien, laten ontstaan]"  en  genese zn  [2]
enkelvoud meervoud
naamwoord fylogenese -
verkleinwoord - -

Zelfstandig naamwoord

de fylogenesev

  1. (biologie) de studie van de afstammingsgeschiedenis van een groep organismen
Vertalingen

Gangbaarheid

39 % van de Nederlanders;
59 % van de Vlamingen.[3]

Meer informatie

Verwijzingen