futurisme

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • fu·tu·ris·me
Woordherkomst en -opbouw
  • Leenwoord uit het Frans, in de betekenis van ‘kunstrichting’ voor het eerst aangetroffen in 1921 [1]
  • afgeleid van het Italiaanse futuro met het achtervoegsel -isme[2]
enkelvoud meervoud
naamwoord futurisme -
verkleinwoord - -

Zelfstandig naamwoord

het futurismeo

  1. (kunst) antitraditionele kunststroming van 1909 tot 1914, ontstaan uit het kubisme
Verwante begrippen

Gangbaarheid

98 % van de Nederlanders;
98 % van de Vlamingen.[3]

Meer informatie

Verwijzingen