futon

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

futon
Uitspraak
Woordafbreking
  • fu·ton
Woordherkomst en -opbouw
  • Leenwoord uit het Japans, in de betekenis van ‘dunne oprolbare matras’ voor het eerst aangetroffen in 1992 [1]
  • uit het Japans [2]
enkelvoud meervoud
naamwoord futon futons
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

de futonv / m

  1. dunne, oprolbare, Japanse matras
    • Een ryokan is een pension waar de kamers op traditionele Japanse wijze zijn ingericht. Je slaapt er op futons; dunne matrassen, die verrassend comfortabel slapen en die liggen op van rijststro gevlochten tatami matten. In de kamers draag je geen schoenen, die doe je uit bij de deur. Veel ryokans hebben ook een ‘onsen’, een natuurlijke bron die de basis van het badhuis vormt. Een nachtje slapen in zo’n ryokan is meestal niet goedkoop, maar de ligging is vaak prachtig in de natuur, het eten erg goed en dat kan het toch de moeite waard maken. [3] 
    • Die nacht lagen mijn ouders op onze futon. Mijn vader had absoluut een hotel willen nemen in de buurt van de Champs-Elysées. [4] 
Hyperoniemen

Gangbaarheid

62 % van de Nederlanders;
51 % van de Vlamingen.[5]

Meer informatie

Verwijzingen