fusee
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- fu·see
Woordherkomst en -opbouw
- Leenwoord uit het Frans, in de betekenis van ‘scharnier van autovoorwiel’ voor het eerst aangetroffen in 1953 [1]
- uit het Frans [2]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | fusee | fusees |
verkleinwoord |
Zelfstandig naamwoord
- scharnier van het autovoorwiel
- In grote lijnen was de opbouw als volgt: Een 'chassis' van 2 U-balken, dat aan de voorzijde sterk was uitgebogen, zodat het voorwiel ongehinderd erin kon zwenken. De uiteinden van de chassisbalken waren onderling verbonden en in het midden zat een fusee-pen waarom de grote naaf van het voorwiel kon draaien. Een spoorstang verbond die naaf met de (verticale) stuurstang (gelagerd in een zeer breed spatbord). In grote lijnen dus zoals door u beschreven. [4]
Synoniemen
Gangbaarheid
- Het woord fusee staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd "fusee" herkend door:
42 % | van de Nederlanders; |
59 % | van de Vlamingen.[5] |
Verwijzingen
- ↑ "fusee" in: Sijs, Nicoline van der, Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen, 2e druk, Amsterdam / Antwerpen: Veen, 2002; op website dbnl.org; ISBN 90 204 2045 3
- ↑ fusee op website: Etymologiebank.nl
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ NRC D. de Voogd 18 april 1991
- ↑
Weblink bron Gearchiveerde versie “Word Prevalence Values” op ugent.be