functioneer

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • func·ti·o·neer

Werkwoord

vervoeging van
functioneren

functioneer

  1. eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van functioneren
    • Ik functioneer. 
  2. gebiedende wijs van functioneren
    • Functioneer! 
  3. (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van functioneren
    • Functioneer je?