ftaalzuur

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • ftaal·zuur
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord ftaalzuur ftaalzuren
verkleinwoord - -

Zelfstandig naamwoord

het ftaalzuuro

  1. (scheikunde) ieder van de drie benzeendicarbonzuren
    • Met ftaalzuur wordt vaak orthoftaalzuur bedoeld, maar dit is niet geheel juist. 
Synoniemen
Hyponiemen
Afgeleide begrippen
Vertalingen

Gangbaarheid

9 % van de Nederlanders;
18 % van de Vlamingen.[1]

Meer informatie

Verwijzingen

  1. Bronlink geraadpleegd op 28 april 2020 Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be