fruitpers

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

fruitpers
Uitspraak
Woordafbreking
  • fruit·pers
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord fruitpers fruitpersen
verkleinwoord fruitpersje fruitpersjes

Zelfstandig naamwoord

fruitpers v/m [1]

  1. (huishouden) apparaat waarmee men het sap uit fruit kan persen
    • Het is een beproefd recept, onder meer ook gehanteerd door de fabrikanten van printerinkt, koffiecapsules en allerlei andere pads™, vullingen™ en cartridges™. Maar bij Juicero hadden ze een nog beter idee: verkoop de mensen een hightech fruitpers voor een belachelijk hoog bedrag, zo’n 650 euro. En verkoop hen daarna de zakjes fruit voor nog veel méér geld. Een zakje granaatappelpulp, goed voor één glas ‘vers geperst’ sap, kost bijvoorbeeld 8 euro.[2] 
    • Op zijn buik staan grote, rode littekens gekerfd. Scherfresten van een Israëlisch projectiel, wijst hij. Nee, het doet geen pijn meer, zegt de verkoper, terwijl hij de fruitpers hanteert. Twee jaar geleden kwam een eind aan operatie Gegoten Lood, de Israëlische legeractie die bedoeld was om de macht van Hamas in de Gazastrook te breken.[3] 
Hyperoniemen
Vertalingen

Gangbaarheid

99 % van de Nederlanders;
98 % van de Vlamingen.[4]

Verwijzingen

  1. Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
  2. de Standaard 25 APRIL 2017
  3. Volkskrant 18 januari 2011,
  4. Bronlink geraadpleegd op 28 april 2020 Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be