frontsoldaat

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

frontsoldaat
Uitspraak
Woordafbreking
  • front·sol·daat
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord frontsoldaat frontsoldaten
verkleinwoord frontsoldaatje frontsoldaatjes

Zelfstandig naamwoord

de frontsoldaatm

  1. (militair) militair die zelf aan een gevecht deelneemt
     Met het zelfbewustzijn van een frontsoldaat liep hij met zijn gespierde benen met lichte, glijdende tred verder, en hij bleef zonder de minste inspanning kaarsrecht overeind en onderscheidde zich door zijn lichtvoetigheid van de zware tred van de soldaten die met hem in de pas liepen[1]
     Een van die verhalen is vastgelegd in de correspondentie tussen een Belgische frontsoldaat en een jonge vrouw uit Amsterdam. Zij was een van de oorlogsmeters, vrouwen die de mannen aan het front met hun brieven een hart onder de riem probeerden te steken.[2]
Hyperoniemen
Vertalingen

Gangbaarheid

Meer informatie

Verwijzingen

  1. “Oorlog en Vrede” (1869), van Oorschot, ISBN 978902825115 1
  2. Bronlink geraadpleegd op 19 januari 2022 Weblink bron “Ieper, een he” (04-01-2014), NOS