frituurde
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- fri·tuur·de
Werkwoord
vervoeging van |
---|
frituren |
frituurde
- enkelvoud verleden tijd van frituren
- Ik frituurde.
- Jij frituurde.
- Hij, zij, het frituurde.
- Ik frituurde.
vervoeging van |
---|
frituren |
frituurde