frites

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • fri·tes
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord - frites
verkleinwoord - -

Zelfstandig naamwoord

de fritesmv

  1. (voeding) gerecht vervaardigd van in reepjes gesneden aardappel gebakken in olie
    • Geeft u mij er maar frites bij. 
Synoniemen
Vertalingen

Gangbaarheid

96 % van de Nederlanders;
59 % van de Vlamingen.[2]

Meer informatie

Verwijzingen