frequenteerde

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • fre·quen·teer·de

Werkwoord

vervoeging van
frequenteren

frequenteerde

  1. enkelvoud verleden tijd van frequenteren
    • Ik frequenteerde. 
    • Jij frequenteerde. 
    • Hij, zij, het frequenteerde.