francofonie

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • fran·co·fo·nie
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord francofonie
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

de francofoniev

  1. (taalkunde) het Franstalig zijn
     In het Caribische land zijn zo'n 12.000 VN-militairen aanwezig die de verkiezingen in goede banen moeten leiden. Daarnaast zijn er waarnemers van de Organisatie van Amerikaanse Staten, de Caribische Gemeenschap, de Francofonie en de Europese Unie.[1]
     Deze dag werd in 1998 opgericht door de 49 leden van La Francophonie, de organisatie die de landen waarin Frans gesproken wordt verenigt. Ieder jaar op 20 maart wordt de gezamenlijke connectie (het Frans) gevierd. In 2000 luidde Canada als één van die landen zelfs het Jaar Van De Francofonie in.[2]
     De Internationale Organisatie voor Francofonie (OIF), die Franstalige landen in de hele wereld verenigt, heeft Togo woensdag als lid geschorst. Die beslissing volgt op de machtsoverdracht van maandag in het West–Afrikaanse land.[3]
     Spaak maakte deel uit van de Hoge Raad voor de Franse Taal van de Franse Gemeenschap en van de Hoge Raad voor de Francofonie. De verdediging van de Franse taal en van de Franstaligen in Vlaanderen stond dan ook steeds bovenaan haar politieke programma.[4]

Gangbaarheid

Meer informatie

Verwijzingen

  1. Bronlink Weblink bron “Geweld voor verkiezingen in Haïti” (27-11-2010), NOS
  2. Bronlink Weblink bron
    Sanne Riepema
    “Test je Franse woordenkennis op Internationale Dag van de Francofonie” (20-03-2017), Tubantia
  3. Bronlink Weblink bron “Organisatie Franstalige landen schorst Togo als lid” (9 februari 2005), Reformatorisch Dagblad
  4. Bronlink Weblink bron
    evg
    “Antoinette Spaak, eerste vrouwelijke partijvoorzitter van ons land, overleden” (29/08/2020), De Standaard