fractiegenote

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • frac·tie·ge·no·te
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord fractiegenote fractiegenotes
verkleinwoord - -

Zelfstandig naamwoord

de fractiegenotev

  1. (politiek) vrouw die tot dezelfde politieke groepering binnen een volksvertegenwoordiging behoort
     Partijleider Marijnissen veegde in een documentaire fractiegenote Kant de mantel uit, en riep recentelijk nog fractiegenote Renske Leijten in Pauw en Witteman tot de orde.[1]
     Zou hij zich in zijn boek beperkt hebben tot de algemene stelling dat naar zijn waarneming vrouwen in de politiek zich niet anders gedragen dan mannen, dan was de lezer daaraan schouderophalend voorbijgegaan. In dit boek beschrijft hij echter hoe het toenmalige nieuwe Kamerlid Saskia Noorman-Den Uyl bij de voorbereidingen van haar eerste optreden als woordvoerster van de PvdA-fractie genadeloos werd afgedroogd door haar fractiegenotes Margo Vliegenthart, Ella Kalsbeek, Jeltje van Nieuwenhoven en Karin Adelmond, liefst met de toevoeging dat ze dat deden om haar te helpen, 'wij zijn toch vriendinnen'.[2]
Verwante begrippen

Gangbaarheid

Verwijzingen

  1. Bronlink geraadpleegd op 14 september 2020 Weblink bron
    Gerrit Voerman
    “Nog even en de SP is ook écht democratisch” (17 juli 2007) op nrc.nl op Wikipedia
  2. Bronlink geraadpleegd op 14 september 2020 Weblink bron
    Bart Tromp
    “Namen noemen” (8 mei 2003) op barttrompstichting.nl