fouilleer
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- fouil·leer
Werkwoord
vervoeging van |
---|
fouilleren |
fouilleer
- eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van fouilleren
- Ik fouilleer.
- gebiedende wijs van fouilleren
- Fouilleer!
- (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van fouilleren
- Fouilleer je?