fouilleer

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • fouil·leer

Werkwoord

vervoeging van
fouilleren

fouilleer

  1. eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van fouilleren
    • Ik fouilleer. 
  2. gebiedende wijs van fouilleren
    • Fouilleer! 
  3. (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van fouilleren
    • Fouilleer je?