fortune
Uiterlijk
- VK: /ˈfɔːtʃuːn/
- VS: /ˈfɔɹtʃən/, /ˈfɔɹtʃun/
- Audio (US, California) (hulp, bestand)
enkelvoud | meervoud |
---|---|
fortune | fortunes |
fortune
- fortuin, rijkdom
- «He amassed a vast fortune.»
- Hij vergaarde een enorm fortuin
- «He amassed a vast fortune.»
- geluk, goed geluk
- «He tried his fortuin at the court.»
- Hij zocht zijn gelukaan het hof.
- «He tried his fortuin at the court.»
- voorspelling, waarzegging
- «She read him his fortune.»
- Zij voorspelde hem zijn toekomst.
- «She read him his fortune.»