forte

Uit WikiWoordenboek
1. hard, met veel volume
(symbool in bladmuziek)

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • for·te
Woordherkomst en -opbouw
  • Leenwoord uit het Italiaans, in de betekenis van ‘bijwoord: sterk’ voor het eerst aangetroffen in 1772 [1]
  • van Italiaans forte [2][3]

Bijwoord

forte

  1. (muziek) hard, met veel volume
    • Fluisterzacht of forte - de piano geeft hem vleugels. [4]

Zelfstandig naamwoord

het forteo

  1. (muziek) deel van een muziekstuk dat hard hoort te klinken
    • Het was, in het eerste deel, van klank zonder uitzondering voortreffelijk in het forte (koper, hout!). [5]
  2. sterke punt, waar het best gepresteerd wordt (voorafgegaan door bezittelijk voornaamwoord of zelfstandig naamwoord in bezitsvorm)
    • Zijn voice-over maakt de film persoonlijk maar het is duidelijk niet zijn forte, zowel qua tekst („vaar met mij mee”), als qua dictie. [6]
Antoniemen
Afgeleide begrippen

Gangbaarheid

75 % van de Nederlanders;
68 % van de Vlamingen.[7]

Meer informatie

Verwijzingen


Frans

Bijvoeglijk naamwoord

forte

  1. vrouwelijk enkelvoud van fort


Italiaans

Bijvoeglijk naamwoord

forte m, v

  1. sterk, krachtig
  2. (taalkunde) beklemtoond
Overerving en ontlening

Zelfstandig naamwoord

forte m

  1. fort, versterkte locatie


Latijn

Bijwoord

forte

  1. toevallig


Portugees

  enkelvoud meervoud
  mannelijk     forte     fortes  
  vrouwelijk     forte     fortes  

Bijvoeglijk naamwoord

forte

  1. sterk