forfall

Noors

Uitspraak

• Geluid: Bestand bestaat nog niet. Aanmaken?
• IPA: / ˈfɔɾfɑl /

Woordafbreking

• for·fall

Woordherkomst en -opbouw

• Afkomstig van het Noorse werkwoord forefalle met het voorvoegsel for-

Naar frequentie	14424

o	enkelvoud		meervoud
	onbepaald	bepaald	onbepaald	bepaald
nominatief	forfall	forfallet	forfall	forfalla forfallene
genitief	forfalls	forfallets	forfalls	forfallas forfallenes

Zelfstandig naamwoord

forfall, o

1. verval
2. (figuurlijk) het morele verval
3. valutadatum
4. afwijzing, afwezigheid, afwezigheidsreden

Synoniemen

[1]: dekadanse [1]: nedgang [1]: tilbakegang

[3]: forfallsdag [3]: termin [4]: avbud

[4]: fravær [4]: fraværsgrunn

Zelfstandig naamwoord

forfall, mv

1. onbepaalde vorm nominatief meervoud van forfall

Nynorsk

Uitspraak

• Geluid: Bestand bestaat nog niet. Aanmaken?
• IPA: / ˈfɔɾfɑl /

Woordafbreking

• for·fall

Woordherkomst en -opbouw

• Afkomstig van het Noorse werkwoord forefalle met het voorvoegsel for-

o	enkelvoud		meervoud
	onbepaald	bepaald	onbepaald	bepaald
nominatief	forfall	forfallet	forfall	forfalla

Zelfstandig naamwoord

forfall, o

1. verval
2. (figuurlijk) het morele verval
3. valutadatum
4. afwijzing, afwezigheid, afwezigheidsreden

Synoniemen

[1]: dekadanse [1]: nedgang [1]: tilbakegang

[3]: betalingsfrist [3]: dagfall [3]: termin

[4]: avbod [4]: fravære [4]: fraværegrunn

Zelfstandig naamwoord

forfall, mv

1. onbepaalde vorm nominatief meervoud van forfall