foregående

Uit WikiWoordenboek

Noors

Uitspraak
Woordafbreking
  • fo·re·gå·en·de
Woordherkomst en -opbouw
  • Afgeleid van met het voorvoegsel fore- en met het achtervoegsel -ende.
Naar frequentie 35055
stellend vergrotend overtreffend
onbepaald
(sterk)
m/v enkelvoud foregående mer foregående mest foregående
o enkelvoud foregående
meervoud foregående
bepaald
(zwak)
enkelvoud en
meervoud
foregående mer foregående mest foregående

Bijvoeglijk naamwoord

foregående

  1. voorafgaand, voorgaand, vorig
Synoniemen
Typische woordcombinaties
  • foregående dag
de vorige dag

Werkwoord

foregående

  1. onvoltooid deelwoord van foregå
  enkelvoud meervoud
onbepaald bepaald onbepaald bepaald
nominatief   foregående                    

Zelfstandig naamwoord

foregående o

  1. voorgaande
    «I det foregående har vi behandlet ...»
    In het voorgaande hebben we behandeld ...