forbear
Uiterlijk
- Geluid: forbear (VS) (hulp, bestand), forbear (AU) (hulp, bestand)
- IPA:
- (werkwoord) erfwoord afkomstig van Middelengels forberen, Angelsaksisch forberan. Proto--Germaans *fraberaną. Of op te vatten als afleiding van bear ww met het voorvoegsel for-
vervoeging | |
---|---|
onbepaalde wijs | to forbear |
he/she/it | forbears |
verleden tijd | forbore |
voltooid deelwoord |
forborne |
onvoltooid deelwoord |
forbearing |
gebiedende wijs | forbear |
forbear
- overgankelijk nalaten [1], vermijden
- onovergankelijk niet doorgaan
- onovergankelijk afzien [1], zich onthouden [2]
enkelvoud | meervoud |
---|---|
forbear | forbears |
forbear