fomo

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • fo·mo
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord fomo m: fomo's
verkleinwoord - -

Zelfstandig naamwoord

de fomov / m

  1. (psychologie) dwangmatige zorg dat je misschien iets misloopt als je niet voortdurend contact onderhoudt met anderen
     Zo denderde er na een ruim jaar van lockdowns, verstilling en thuisisolatie iets terug in mijn leven dat ik bepaald niet had gemist: gejaagdheid, onrust, fomo.[1]

fomo m

  1. iemand die voortdurend contact met anderen wil onderhouden uit een dwangmatige zorg anders misschien iets mis te lopen
     Ben je een fomo of een jomo?[2]
Antoniemen

Gangbaarheid

Meer informatie

Verwijzingen

  1. Bronlink geraadpleegd op 18 april 2023 Weblink bron
    Gijs van der Sanden
    “Ja, het is nu saai, maar die oude onrust en fomo? Nooit weer” (11 mei 2021) op nrc.nl op Wikipedia
  2. Bronlink geraadpleegd op 18 april 2023 Weblink bron Gearchiveerde versie “Verslag meditatie, zaterdag 20 maart in Mesch” op geestalsgids.nl