fomenteer

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • fo·men·teer

Werkwoord

vervoeging van
fomenteren

fomenteer

  1. eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van fomenteren
    • Ik fomenteer. 
  2. gebiedende wijs van fomenteren
    • Fomenteer! 
  3. (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van fomenteren
    • Fomenteer je? 

Gangbaarheid