folieer

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • fo·li·eer

Werkwoord

vervoeging van
foliëren

folieer

  1. eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van foliëren
    • Ik folieer. 
  2. gebiedende wijs van foliëren
    • Folieer! 
  3. (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van foliëren
    • Folieer je? 

Gangbaarheid