foefje
Naar navigatie springen
Naar zoeken springen
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- foef·je
Woordherkomst en -opbouw
- In de betekenis van ‘truc’ voor het eerst aangetroffen in het jaar 1789 [1]
Zelfstandig naamwoord
foefje o
- verkleinwoord enkelvoud van het zelfstandig naamwoord foef
Gangbaarheid
- Het woord foefje staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd "foefje" herkend door:
96 % | van de Nederlanders; |
93 % | van de Vlamingen.[2] |