fnuikt

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • fnuikt

Werkwoord

vervoeging van
fnuiken

fnuikt

  1. tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van fnuiken
    • Jij fnuikt. 
  2. derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van fnuiken
    • Hij fnuikt. 
  3. (verouderd) gebiedende wijs meervoud van fnuiken
    • Fnuikt!