fluo's

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • flu·o's
Woordherkomst en -opbouw

Zelfstandig naamwoord

de fluo'smv

  1. meervoud van het zelfstandig naamwoord fluo
     “Met de donkere herfst- en winterdagen in het vooruitzicht hopen wij dat onze leerlingen en leerkrachten hun fluo’s blijven dragen”, zegt Axel Caron, onderwijzer/beleidsmedewerker.[1]

Gangbaarheid

Verwijzingen

  1. Bronlink geraadpleegd op 20 mei 2020 Weblink bron Gearchiveerde versie “Fluo-actie van start in De Rekke” (22 september, 2017) op polderke.com