fluctuatie
Nederlands
Uitspraak
- Geluid: fluctuatie (hulp, bestand)
Woordafbreking
- fluc·tu·a·tie
Woordherkomst en -opbouw
- Leenwoord uit het Frans, in de betekenis van ‘het schommelen’ voor het eerst aangetroffen in 1669 [1]
- Naamwoord van handeling van fluctueren met het achtervoegsel -atie [2]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | fluctuatie | fluctuaties |
verkleinwoord | fluctuatietje | fluctuatietjes |
Zelfstandig naamwoord
- (meestal kleine) schommeling
Hyponiemen
- koersfluctuatie, kwantumfluctuatie, seizoenfluctuatie, seizoensfluctuatie, snelheidsfluctuatie, voedingsfluctuatie
Vertalingen
1.
Gangbaarheid
- Het woord fluctuatie staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd "fluctuatie" herkend door:
92 % | van de Nederlanders; |
92 % | van de Vlamingen.[4] |
Meer informatie
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
Verwijzingen
- ↑ "fluctuatie" in: Sijs, Nicoline van der, Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen, 2e druk, Amsterdam / Antwerpen: Veen, 2002; op website dbnl.org; ISBN 90 204 2045 3
- ↑ fluctuatie op website: Etymologiebank.nl
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑
Weblink bron Gearchiveerde versie “Word Prevalence Values” op ugent.be