floss
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- floss
Woordherkomst en -opbouw
- uit het Engels [1]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | floss | |
verkleinwoord |
Zelfstandig naamwoord
- draadje waarmee men de ruimte tussen de tanden kan reinigen
Synoniemen
Gangbaarheid
- Het woord floss staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
Meer informatie
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
Verwijzingen
- ↑ floss op website: Etymologiebank.nl
- ↑ Weblink bron “Onzekerheid na btw-uitspraak: 6 of 21% op gezichtscrème en floss?” (donderdag 24 november 2016), NOS
- ↑ Weblink bron JULIA ZENDMAN“Zo maak je korte metten met een slechte adem” (06 aug. 2022), De Telegraaf