floer

Uit WikiWoordenboek
Andere schrijfwijzen Niet te verwarren met: floers


Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • floer
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord floer floeren
verkleinwoord - -

Zelfstandig naamwoord

floer o (m)

  1. (textiel) zachte, fijngeweven stof, waarbij rechtopstaande pluizen van zijde of katoen met de kettingdraden zijn meegeweven en afgesneden
  2. rechtopstaande draden van een fluwelen stof
Synoniemen
Hyperoniemen

Gangbaarheid

15 % van de Nederlanders;
41 % van de Vlamingen.[3]

Verwijzingen