fliselegge

Uit WikiWoordenboek

Noors

Uitspraak
Woordafbreking
  • fli·se·leg·ge
Woordherkomst en -opbouw
stamtijd
onbepaalde
wijs
tegenwoordige
tijd
verleden
tijd
voltooid
deelwoord
fliselegge
fliselegger
flisela
fliselagt
onregelmatig

Werkwoord

fliselegge

  1. betegelen, bevloeren, tegelen
    «Han flisela badet.»
    Hij betegelde de badkamer.
Schrijfwijzen
Synoniemen


Nynorsk

Uitspraak
Woordafbreking
  • fli·se·leg·ge
Woordherkomst en -opbouw
stamtijd
onbepaalde
wijs
tegenwoordige
tijd
verleden
tijd
voltooid
deelwoord
fliselegge
fliselegg
flisela
fliselagde
fliselagt
Klasse 4 zwak

Werkwoord

fliselegge

  1. (bijvorm) betegelen, bevloeren, tegelen
Schrijfwijzen
Synoniemen