flik

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • flik
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord flik flikken
verkleinwoord flikje flikjes

Zelfstandig naamwoord

de flikm

  1. (informeel) persoon die belast is met hulpverlening en met de handhaving van de openbare orde en veiligheid
  2. (voeding) platte, van boven afgeronde schijfjes chocola.
    Oorspronkelijk ging het om besuikerde schijfjes, naderhand kwamen er ook flikjes die niet waren besuikerd en die ook een andere vorm konden hebben.
Synoniemen
Hyponiemen

Werkwoord

vervoeging van
flikken

flik

  1. eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van flikken
    • Ik flik. 
  2. gebiedende wijs van flikken
    • Flik! 
  3. (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van flikken
    • Flik je? 

Gangbaarheid

91 % van de Nederlanders;
95 % van de Vlamingen.[3]

Meer informatie

Verwijzingen