flauwviel

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • flauw·viel

Werkwoord

vervoeging van
flauwvallen

flauwviel

  1. (in een bijzin) enkelvoud verleden tijd van flauwvallen
    • ... dat ik flauwviel. 
    • ... dat jij flauwviel. 
    • ... dat hij, zij, het flauwviel.