flans aaneen

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • flans aan·een
Woordherkomst en -opbouw

Werkwoord

vervoeging van
aaneenflansen

flans aaneen

  1. eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van aaneenflansen
    • Ik flans aaneen. 
  2. gebiedende wijs van aaneenflansen
    • Flans aaneen! 
  3. (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van aaneenflansen
    • Flans je aaneen? 


Gangbaarheid