flandricisme

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • flan·dri·cis·me
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord flandricisme flandricismen
verkleinwoord - -

Zelfstandig naamwoord

het flandricismeo

  1. (taalkunde) (pejoratief) woord of uitdrukking overgenomen uit het Vlaams of gevormd naar Vlaams voorbeeld
     Verheije: "In een dialoog kan natuurlijk wel eens een Zuid-Nederlands woord zitten, maar verder haalt de bureauredactie heel streng alle flandricismen of belgicismen uit onze boeken."[1]
     Het ligt voor de hand, dat een Noordnederlander, bij het lezen van geschriften van Vlamingen, herhaaldelijk een vermeende Zuidnederlandse afwijking moest optekenen die feitelijk volstrekt geen flandricisme is, doch alleen een lapsus, soms een formidabele vergissing van een auteur, iets dat tenslotte evenmin Zuid- als Noordnederlands is.[2]
Synoniemen
Hyperoniemen
Verwante begrippen
[1] benamingen voor barbarismen in het Nederlands:

Gangbaarheid

Verwijzingen

  1. Bronlink geraadpleegd op 30 januari 2021 Weblink bron
    Ed van Eeden
    “Een vette streep door de flandricismen” (12 mei 1999) op nrc.nl op Wikipedia
  2. Bronlink geraadpleegd op 30 januari 2021 Weblink bron
    J.L. Pauwels
    Het Algemeen Beschaafd in Vlaanderen. in: De Nieuwe Taalgids., jrg. 42 nr. 1 (januari/februari 1949), J.B. Wolters, Groningen / Batavia, p. 23