flambard
Uiterlijk
- flam·bard
- In de betekenis van ‘slappe vilten hoed met brede rand’ voor het eerst aangetroffen in het jaar 1889 [1] [2][3]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | flambard | flambards |
verkleinwoord | - | - |
de flambard m
- (hoofddeksel) slappe vilten hoed met brede rand, flaphoed
- Het woord flambard staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "flambard" herkend door:
44 % | van de Nederlanders; |
20 % | van de Vlamingen.[4] |
- ↑ "flambard" in: Sijs, Nicoline van der, Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen, 2e druk, Amsterdam / Antwerpen: Veen, 2002; op website dbnl.org; ISBN 90 204 2045 3
- ↑ flambard op website: Etymologiebank.nl
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be