fixeer

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • fixeer
enkelvoud meervoud
naamwoord fixeer -
verkleinwoord - -

Zelfstandig naamwoord

het fixeero

  1. (fotografie) zout (natriumthiosulfaat of ammoniumthiosulfaat) voor het fixeren van foto's, een fixeerzout
Afgeleide begrippen
Verwante begrippen

Werkwoord

vervoeging van
fixeren

fixeer

  1. eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van fixeren
    • Ik fixeer. 
  2. gebiedende wijs van fixeren
    • Fixeer! 
  3. (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van fixeren
    • Fixeer je? 

Gangbaarheid

96 % van de Nederlanders;
95 % van de Vlamingen.[1]

Meer informatie

Verwijzingen

  1. Bronlink geraadpleegd op 28 april 2020 Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be