financier
Naar navigatie springen
Naar zoeken springen
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- fi·nan·cier
Werkwoord
vervoeging van |
---|
financieren |
financier
- eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van financieren
- Ik financier.
- gebiedende wijs van financieren
- Financier!
- (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van financieren
- Financier je?
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | financier | financiers |
verkleinwoord |
Zelfstandig naamwoord
- iemand die verstand heeft van het beheersen van geldmiddelen en dat ook als beroep heeft
- Hij werkt als financier bij een financieringsmaatschappij.
- iemand die geld ter beschikking stelt voor bepaalde activiteiten
- De staat is meestal de financier van grote infrastructurele projecten zoals de bouw van bruggen en kanalen.
Synoniemen
Gangbaarheid
- Het woord financier staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd "financier" herkend door:
94 % | van de Nederlanders; |
90 % | van de Vlamingen.[2] |
Meer informatie
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
Verwijzingen
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑
Weblink bron Gearchiveerde versie “Word Prevalence Values” op ugent.be