filmer

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • fil·mer
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord filmer filmers
verkleinwoord filmertje filmertjes

Zelfstandig naamwoord

de filmerm

  1. (media) (beroep) iemand die films maakt (regisseert of produceert)
Synoniemen
Hyponiemen
Afgeleide begrippen
Verwante begrippen

Gangbaarheid

96 % van de Nederlanders;
86 % van de Vlamingen.[2]

Verwijzingen


Deens

Woordafbreking
  • fil·mer

Werkwoord

filmer

  1. tegenwoordige tijd van filme


Noors

Woordafbreking
  • fil·mer
Naar frequentie 2259

Werkwoord

filmer

  1. tegenwoordige tijd van filme

Zelfstandig naamwoord

filmer, mv

  1. onbepaalde vorm nominatief meervoud van film