figureert

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • fi·gu·reert

Werkwoord

vervoeging van
figureren

figureert

  1. tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van figureren
    • Jij figureert. 
  2. derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van figureren
    • Hij figureert. 
  3. (verouderd) gebiedende wijs meervoud van figureren
    • Figureert!