fietswegenwacht

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • fiets·we·gen·wacht
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord fietswegenwacht fietswegenwachten
verkleinwoord fietswegenwachtje fietswegenwachtjes

Zelfstandig naamwoord

de fietswegenwachtm

  1. (verkeer) een hulpdienst voor fietsers met pech
    • De fietswegenwacht helpt alle leden snel weer op weg als er pech onderweg is. 
  2. (verkeer), (beroep) een medewerker van de fietswegenwacht
    • De vriendelijke en kundige fietswegenwacht hielp de fietsers zodat ze weer door konden fietsen. 

Gangbaarheid