fietsverhuur

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • fiets·ver·huur
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord fietsverhuur -
verkleinwoord - -

Zelfstandig naamwoord

de fietsverhuurm

  1. een bedrijf dat fietsen verhuurt
    • Er zit hier om de hoek een fietsverhuur, als je nog een fiets nodig hebt. 
  2. het uithuren van fietsen
    • Er zijn de laatste tijd zoveel meer fietsen verhuurd dat je wel kan zeggen dat de fietsverhuur enorm in de lift zit. 
Vertalingen

Gangbaarheid