fietst mee

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • fietst mee
Woordherkomst en -opbouw

Werkwoord

vervoeging van
meefietsen

fietst mee

  1. tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van meefietsen
    • Jij fietst mee. 
  2. derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van meefietsen
    • Hij fietst mee. 
  3. (verouderd) gebiedende wijs meervoud van meefietsen
    • Fietst mee! 


Gangbaarheid