fietsersbond
Niet te verwarren met: Fietsersbond |
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- fiet·sers·bond
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | fietsersbond | fietsersbonden |
verkleinwoord |
Zelfstandig naamwoord
de fietsersbond m
- vereniging van fietsers die opkomt voor de belangen van fietsers
Gangbaarheid
- Het woord fietsersbond staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.