fietsenwinkel
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- fiet·sen·win·kel
Woordherkomst en -opbouw
- samenstelling van fiets en winkel met het invoegsel -en-
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | fietsenwinkel | fietsenwinkels |
verkleinwoord | fietsenwinkeltje | fietsenwinkeltjes |
Zelfstandig naamwoord
de fietsenwinkel m
- winkel waar men fietsen, accessoires en fietsonderdelen verkoopt
Antoniemen
Gangbaarheid
- Het woord fietsenwinkel staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.