fietsendiefstal

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

fietsendiefstal
Uitspraak
Woordafbreking
  • fiet·sen·dief·stal
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord fietsendiefstal fietsendiefstallen
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

de fietsendiefstalm

  1. de keer dat een fiets wordt gestolen
     Sommige gemeenten blijven wel overlast houden, zoals Budel. Er is een kleine groep bewoners die overlast veroorzaakt, zegt een woordvoerder van de gemeente. "Het gaat vooral om winkeldiefstal, fietsendiefstal en intimidatie." De gemeente heeft daarom besloten het azc in juli 2024 te sluiten. Ook Delfzijl zegt dat er een kleine groep is die ernstige overlast veroorzaakt.[1]
     Vernielingen aan auto’s en fietsendiefstal zorgden volgens het CBS voor de grootste schadepost. Vernielde auto’s leidden tot 444 miljoen euro schade. Fietsendiefstal was goed voor een kostenpost van 404 miljoen euro. Aankoopfraude betekende een kostenpost van 238 miljoen euro. Onlinefraude was goed voor meer dan een kwart van de totale schade.[2]

Gangbaarheid


Verwijzingen

  1. Bronlink geraadpleegd op 23 september 2022 Weblink bron “'Weinig overlast in gemeenten met grote asielzoekerscentra'” (Maandag 12 september 2022), NOS
  2. Bronlink geraadpleegd op 23 september 2022 Weblink bron “CBS: schade door vernieling, fraude en diefstal zo’n 2,5 miljard” (22-09-2022), Tubantia