fietsbruggetje
Nederlands
Uitspraak
- Geluid: fietsbruggetje (hulp, bestand)
- IPA: / ˈfitsbrʏɣəcə / (4 lettergrepen)
- (Noord-Nederland): /ˈfits.brɵ.χə.cə/
- (Vlaanderen, Brabant): /ˈfits.brʏ.ɣə.tʲə/
Woordafbreking
- fiets·brug·ge·tje
Zelfstandig naamwoord
het fietsbruggetje o
- verkleinwoord enkelvoud van het zelfstandig naamwoord fietsbrug